Een Urekai-meid kwam naar buiten en begeleidde hem naar binnen. Emeriel volgde zonder vragen.
Zijn blik werd onmiddellijk getrokken naar het torenhoge plafond, ondersteund door sierlijke stenen zuilen, die de ruimte een luchtige maar imposante sfeer gaven. De vloer was een naadloze vlakte van gepolijst marmer, geaderd met goud. In het midden trok een groot Perzisch tapijt in rijke kleuren zijn aan














