Ik huilde weer onbedaarlijk, omdat ik niet zo sterk was als ik dacht. Ik weet niet waar ik de moed vandaan haalde om kalm genoeg te blijven om een foto te maken voordat ik het huis uitrende.
Atlas aarzelde even voordat hij me op mijn rug klopte. Zijn gebaar was galant. Hoewel hij een vreemde was, stelde zijn troost me gerust. De muren die ik had opgetrokken, stortten in toen ik me aan hem vastklam
















