CADE
Ik draaide me om bij het horen van mijn naam.
‘Meneer Winters.’
Hij liep langzaam, zijn handen achter zijn rug gevouwen, zijn houding stijf van autoriteit. Zijn stem, toen die klonk, was zacht en tegelijk ijzingwekkend.
‘Dit is nog maar het begin,’ zei hij, en ik vond het ironisch dat we allebei hetzelfde dachten.
Ik hield mijn hoofd licht schuin; mijn hartslag versnelde niet eens. Ik had al
















